Eutrofiëring en stekende insecten

Wat is de invloed van voedselrijkdom op de ontwikkeling van larven?

kroossloot
Kroossloot Drenthe.

Veel wateren in het landbouwgebied zijn door af- en uitspoeling van meststoffen voedselverrijkt (ge-eutrofieerd). Dit te veel aan voedingsstoffen (nutriënten zoals fosfor en stikstof) leidt tot een sterk wisselende zuurstofhuishouding door afbraak van organisch materiaal, algenbloei en massale plantengroei. Hierbij treden regelmatig periodes op waarin het water nauwelijks of geen zuurstof bevat. Veel dieren, zoals predatoren van steekmuglarven, hebben weinig kans op overleven bij lage zuurstofgehalten. Steekmuggen hebben onder zuurstofarme condities meer overlevingskansen door een aangepaste ademhaling. Steekmuglarven ademen zuurstof uit de lucht m.b.v. een adembuis. Tegelijk leidt eutrofiëring tot meer algengroei en meer micro-organismen die weer als voedsel voor de steekmuglarven dienen.

Saprobiëring betekent verrijking met dood organisch materiaal en treedt op wanneer organisch materiaal in een oppervlaktewater terecht komt. In geval van lozingen van riooloverstorten is er vaak sprake van het plotseling optreden van voor veel dieren ongunstige maar voor steekmuggen gunstige zuurstofarme omstandigheden. In poelen en greppels in bosgebieden leidt ook bladval vaak tot saprobiëring. In deze organisch belaste wateren vormt het organisch materiaal tevens de basis voor het voedsel voor veel steekmuggen, namelijk de bacteriën en algen die op deze bladeren voorkomen.

Samenvattend betekent dit dat naarmate de voedselrijkdom in een water hoger is er meer voedsel en minder concurrentie voor de steekmuggen is. Hierdoor worden steekmuggen bij toenemende voedselrijkdom talrijker.

De larven van aquatische knutten leven voornamelijk als predatoren op kleine dieren zoals chironomiden, steekmuglarven, kokerjuffers, nematoden, rotiferen, wormen, protozoën of andere knuttenlarven (kannibalisme). Er zijn ook soorten die zich voeden met dood organisch materiaal, algen of bacteriën. De aquatische larven zijn goede en snelle zwemmers. Larven van aquatische knutten worden vooral door vissen gegeten. Semi-terrestrische larven bevinden relatief ondiep (2-5 cm) in de bodem en worden door vogels gepredeerd (Blackwell & King 1997). Ook larven van knutten ontwikkelen zich afhankelijk van het voedselaanbod. Bij een hogere voedselrijkdom gaat de ontwikkeling sneller en meer larven bereiken het popstadium. Juist in veengebieden zien we vaak massale ontwikkeling van knutten in de maanden mei-juni. 

Piet Verdonschot
Piet Verdonschot

Piet Verdonschot is al meer dan 40 jaar werkzaam in de aquatische ecologie en heeft jarenlang de onderzoeksgroep Zoetwaterecosystemen van Wageningen Environmental Research (WUR) en de bijzondere leerstoel Wetland Restoration Ecology bij het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (UvA) geleid. Deze ervaring wordt via AquaScape beschikbaar gesteld.