Habitats van steekmuggen en knutten (1)
Habitats van larven van steekmuggen en knutten
Broedgebieden zijn de plaatsen waar steekmuggen en knutten hun eitjes afzetten en waar de larven zich ontwikkelen tot volwassen dieren. De eitjes kunnen door steekmuggen en knutten worden afgezet op natte grond of op oppervlaktewater. De ei-afzetplek is soortafhankelijk. De larven van steekmuggen leven altijd in de waterkolom, die van knutten in de waterkolom, de natte oeverzone, het litoraal of in natte gronden. Steekmuggen en knutten hebben beide een popstadium dat zich in hetzelfde milieu als de larve ontwikkelt. De volwassen dieren leven in het terrestrische milieu. De leefgebieden van volwassen steekmuggen en knutten bestaan vaak uit houtige of opgaande gewassen waar een hoge luchtvochtigheid heerst en waar prooien aanwezig zijn.
Om de informatie van broed- en leefgebieden overzichtelijk te houden zijn de steekmuggen en knutten ingedeeld in ecologische groepen. In de discussies rondom de steekmuggen en knutten problematiek in vernattingsgebieden spelen deze ecologische groepen steekmuggen en knutten een belangrijke differentiërende rol. De ecologische groepen zijn huissteekmuggen, moerassteekmuggen, slootsteekmuggen, plantenboorsteekmuggen, boomholtesteekmuggen en knutten.
Huissteekmuggen ontwikkelen zich in alle semipermanente, temporaire en antropogene wateren. Het betreft meestal kleine, vaak tijdelijke waterpartijen (vrijwel alle tijdelijke wateren, emmers, badkuipen, regentonnen, blikjes, autobanden, dakgoten en overige antropogene waterpartijen) met sterke wisselingen in milieuomstandigheden. Voorbeelden zijn sterk organisch belaste wateren of wateren met een korte bestaansduur, zoals regenwaterplassen. Predatoren ontbreken in deze wateren.
De ontwikkeling van de moerassteekmuggen is sterk gebonden aan waterpeilfluctuaties. De larven leven in temporaire moeras- en drassituaties (meestal in geïsoleerde, ondiepe wateren zoals moerassen, greppels en inundatiezones). Het tijdelijk droogvallende substraat (meestal semipermanent en geïsoleerd van permanente water), al dan niet beschaduwd door bomen/hogere begroeiing en met veel organisch materiaal op de bodem waardoor mogelijk lage zuurstofconcentraties optreden en een arme gemeenschap aan overige insecten en ongewervelden (weinig predatoren aanwezig), dient als locatie voor het afzetten van de eitjes die overwinteren. Deze situatie kan het gevolg zijn van een weinig doorlatende ondergrond, eventueel in combinatie met een terreinreliëf waarin water stagneert, of een meer doorlatende of ‘lekkende’ ondergrond in combinatie met een tijdelijk hogere grondwaterstand.
Slootsteekmuggen, vroeger malariamuggen genoemd, ontwikkelen zich in allerlei permanente, stilstaande, ondiepe wateren (sloten, kanalen, poeltjes, plassen) met veel ondergedoken of emergente vegetatie (vooral drijvende draadalgen en kroossloten of sloten met een ruige oevervegetatie (achterstallig onderhoud)) en in verlandende sloten en verlandingszones. De wateren hebben een diverse gemeenschap van overige insecten en ongewervelden. Een rijke vegetatie dient als schuilmogelijkheid om een te grote predatiedruk te vermijden. De larven hebben geen ademhalingsbuis en hangen horizontaal tegen het wateroppervlak en voeden zich in tegenstelling tot andere steekmuggen ook aan het wateroppervlak.
Plantenboorsteekmuggen ontwikkelen zich aan dieper groeiende emergente (boven het water uitstekende) water- en oeverplanten. De larve boort in zachte plantendelen en blijft aan de plant aangehecht. Het betreft vaak kraagvegetaties van lisdodde, riet, liesgras en dergelijke.
De boomholtesteekmuggen, ook wel containersteekmuggen genoemd, danken hun naam aan de oorspronkelijk habitat, de boomholte. Boomholtesteekmuggen ontwikkelen zich in boomholten rijk aan blad en water. Predatoren ontbreken in deze kleine wateren. Deze groep kan zich echter in allerlei zeer kleine, tijdelijke wateren ontwikkelen, waaronder autobanden, blikjes, schaaltjes, boomholten, regentonnen, dakgoten en overige antropogene waterpartijen met een hoog organisch stofgehalte en met sterke wisselingen in andere milieuomstandigheden. De eieren ontwikkelen zich wanneer een dergelijk ‘micro’-oppervlaktewater zich met water vult, bijvoorbeeld na een regenbui. Bij voldoende hoge temperaturen vliegen de larven na korte tijd uit. Boomholtesteekmuggen komen ook voor in permanente ‘containermilieus’, waar ze meerdere generaties ontwikkelen waarbij ook predatoren aanwezig kunnen zijn die de aantallen slechts enigszins verlagen.
Knutten ontwikkelen zich afhankelijk van de soort in allerlei habitats, zoals mest, mierennesten, rottend hout, plantensappen, meren, oeverzones, rivieren, temporaire wateren, boomholten, natte graslanden, laagveenwateren, brakke en zoute wateren en zoute bodems. Overlast voor mensen wordt vooral veroorzaakt door soorten uit het geslacht Culicoides. Dit geslacht ontwikkelt zich eveneens in een brede range aan habitats.