Waarom verder vliegen dan nodig?

Vliegafstand van stekende insecten kan niet in meters worden uitgedrukt

Zwerm steekmuggen.

Al eerder schreef ik over de vliegcapaciteit van steekmuggen en knutten. Grofweg zijn sterke (>3 km), goede (>800 m), matige (400-800 m) en zwakke (tot 400 m) vliegers te onderscheiden. Maar de dieren vliegen vaak niet verder dan noodzakelijk omdat vliegen ook risico’s meebrengt. De feitelijk vliegafstand van steekmuggen en knutten hangt sterk af van lokale omstandigheden. De paring treedt meestal op tijdens paarvluchten vlak bij de broedplaats. Na de paring gaan soorten die bloed nodig hebben voor de ei-rijping op zoek naar prooi. Hoe ver ze gaan vliegen is verschillend, bijvoorbeeld vliegt de huissteekmug (Culex pipiens) meestal maar zo’n 30 m ver. Maar factoren zoals luchtvochtigheid, temperatuur, licht (zoals de schaduw van bomen), wind, topografie, vegetatietype of begroeiing, plaats van de broedplaats, aanwezigheid van prooien, fysiologie van het individu, vliegcapaciteit, en populatiedichtheid hebben allemaal invloed op de werkelijk afgelegde afstand. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen is de normale vliegafstand vrij onafhankelijk van de wind omdat vliegen bij hogere windsnelheden wordt vermeden en gecompenseerd op ‘windstille’ dagen. Veel meteorologische factoren hangen samen met de begroeiing.

Veel stekende insecten vliegen dan ook tussen de vegetatie vlak bodem de grond of in de toppen. Daarom is niet alleen de vliegcapaciteit van belang maar ook de ecologie van de soort, zo zijn er 1.) soorten die meestal opgroeien, rusten en eieren afzetten in de nabije afstand van hun prooien en die dus gewoonlijk korte afstanden afleggen (huissteekmuggen, boomholtesteekmuggen), 2.) soorten die matig lange afstanden afleggen tussen de broedplaatsen, rustplaatsen en prooihabitats (sommige moeras- en slootsteekmuggen en plantenboorsteekmuggen), en 3.) soorten die redelijk lange tot lange afstanden afleggen tussen de verschillende habitats (sommige moerassteekmuggen (vooral soorten die hun broedplaats in open gebieden, zilte moerassen en langs rivieren hebben). Knutten komen in alle drie de groepen voor.

Piet Verdonschot
Piet Verdonschot

Piet Verdonschot is al meer dan 40 jaar werkzaam in de aquatische ecologie en heeft jarenlang de onderzoeksgroep Zoetwaterecosystemen van Wageningen Environmental Research (WUR) en de bijzondere leerstoel Wetland Restoration Ecology bij het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (UvA) geleid. Deze ervaring wordt via AquaScape beschikbaar gesteld.